Deze informatie werd geüpdate op 28/03/2021
De verantwoordelijke voor de COVID-19-pandemie is een virus van het coronatype, meer bepaald SARS-COV2. Dit virus kan zich op diverse manieren manifesteren: van eenvoudige overdracht zonder symptoom tot ernstige klachten van het ademhalingssysteem zodat ziekenhuisopname en mechanische beademing nodig zijn.
Kankerpatiënten zijn door hun verzwakte immuunsysteem inderdaad gemakkelijker vatbaar voor de ziekte.
Los van de andere risicofactoren zoals obesitas, leeftijd, diabetes en hoge bloeddruk is het voor de kankerpatiënten – vooral de patiënten met een hematologische tumor of met een longtumor – waarschijnlijker dat ze een ernstige vorm van COVID-19 ontwikkelen.
De chemotherapie met het risico tot vermindering van de witte bloedlichaampjes (neutropenie en lymfopenie) maakt vatbaarder voor infecties in het algemeen, en verhoogt ook het risico op complicaties die met infecties verbonden zijn. Bespreek dit met uw oncoloog.
De hormoontherapie kan leiden tot een verhoogd tromboserisico, dat sowieso ook hoger is bij COVID-19. De immuuntherapie kan het risico op ademhalingsinsufficiëntie doen toenemen.
Bestraling van het volledige lichaam kan vergezeld gaan van een verlaging van het lymfocytengehalte en daardoor leiden tot verhoogde vatbaarheid voor een ernstigere infectie.
Uw oncoloog zal de voordelen en de risico’s van uw kankerbehandeling afwegen tegenover de risico’s op complicaties die verbonden zijn met een COVID-19-infectie.
Naast het dragen van het mondmasker, de sociale afstand en de ontsmetting van de handen vormen de onmiddellijke COVID-19-vaccinatie van de kankerpatiënt en van zijn directe entourage een essentieel element. De rol hiervan bij de kankerpatiënten is echter nog niet specifiek onderzocht.
Er bestaan geen gegevens inzake de immuunrespons (ontwikkeling van antistoffen) na de vaccinatie van kankerpatiënten en de doeltreffendheid hiervan bij deze patiënten. Slechts 4 % van de patiënten die het Pfizer/BioNTech-vaccin hebben ontvangen in het kader van de uitgebreide studie die plaatsvond in fase III, waren kankerpatiënten. Er vond voor hen geen afzonderlijke analyse plaats aangaande de doeltreffendheid van het vaccin. Kankerpatiënten reageren in het algemeen minder goed op elke vaccinatie. Daarom wordt aangeraden hun entourage te vaccineren om hen te beschermen, en ook na die vaccinatie alle voorzorgsmaatregelen (afstand, masker, handhygiëne) in acht te blijven nemen. Naleving van deze maatregelen blijft overigens gelden voor álle gevaccineerde personen.
Vaccins op basis van levende virussen (mazelen, rodehond, bof, gele koorts) worden ontraden bij patiënten met een verminderde immuunweerstand. Bij de momenteel gebruikte vaccins zijn er echter géén op basis van een levend SARS-COV2-virus.
Sommige virussen (AstraZeneca, Johnson & Johnson, Sputnick en Sinovac) bevatten een geïnactiveerd adenovirus dat als vector wordt gebruikt en dat géén ziekte kan uitlokken. De vaccins Comirnaty®(Pfizer/Biontech), Moderna en Curevac bevatten enkel een gedeelte van het mRNA van het virus: zij zijn niet in staat ook maar de minste virale infectie uit te lokken.
Zoals voor de globale bevolking zijn de tegenindicaties voor het vaccin bij de kankerpatiënten een voorafgaande ervaring van een anafylactische reactie op een vaccin, geneesmiddel of voedingsstof. Een anafylactische reactie manifesteert zich binnen 4 uren na de blootstelling met een huiduitslag van het netelroosachtige type, een oedeem van keel of gezicht, een fluitende ademhaling, hypotensie (bloeddrukval) of een syncope (flauwte). Mensen die allergisch zijn aan PEG (polythyleenglycol) of aan polysorbaat 80 mogen géén van de vandaag gebruikte vaccins krijgen: Pfizer/Biontech, Moderna, Astra-Zeneca, Johnson & Johnson, Curevac en Novavax bevatten immers allemaal een van beide componenten waarvan de structuur erbij aanleunt en die in theorie een gekruiste allergie kunnen inleiden.
Gebruikt u antistollingsmiddelen, hebt u een laag gehalte aan bloedplaatjes (<50.000) of last van bloedingen, meld dat dan vooraf bij de vaccinatie.
Ideaal is 10 dagen vóór elke chemotherapie. Het verdient ook aanbeveling om een systemische behandeling (chemo, immuuntherapie, doelgerichte therapie) pas minstens 7 dagen na vaccinatie te starten. Dit moet worden georganiseerd in overleg met uw oncoloog. Het exacte vaccinatieschema hangt af van het vaccintype: 1 enkele dosis voor Johnson & Johnson, 2 doses voor de andere, met variabele intervallen.
Voor behandelingen met radiotherapie is op dit ogenblik nog geen enkel gegeven beschikbaar, maar geen enkel element lijkt een beletsel te zijn voor de toediening van het vaccin aan patiënten die radiotherapie volgen. Het is echter aan te raden de toediening op afstand van het vaccin (‘intercure’) te respecteren indien de radiotherapie gepaard gaat met een behandeling van het type chemotherapie of immuuntherapie.
Bij chirurgie: er zal worden voorgesteld een interval te respecteren tussen de injectie en de ingreep, afhankelijk van de post-operatieve evolutie. In deze situatie is het ook aangewezen de vaccinatie vóór de ingreep te laten plaatsvinden.
Bij transplantatie van stamcellen raden we aan de vaccinatie uit te stellen tot 3 à 6 maanden na de transplantatie.
Bij behandeling met geneesmiddelen die inwerken op de B-lymfocyten (anti-CD19, anti-CD20, CAR-T cells) kan de vaccinatie best ofwel vóór de start ofwel 3 maanden na afronding van de behandeling plaatsvinden. Overleg hierover met uw arts.
Bij behandeling met orale corticoïden zal uw arts beslissen over de opportuniteit om u te laten vaccineren, afhankelijk van de dosis en de voorziene duur van uw behandeling.
Bij infectieuze complicaties, een verslechtering van de algemene toestand, een ziekenhuisopname in een context van acute complicatie raden we aan de toediening van het vaccin uit te stellen tot de complicatie is opgelost.
Bij hormoontherapie lijkt niets een vaccinatie in de weg te staan.
Bij remissie van de kanker bestaat er geen enkele beperking om het vaccin toe te dienen.
Lijdt u op dit moment aan een actieve infectie, of is uw temperatuur verhoogd tot boven 38°C, dan wordt de toediening van het vaccin uitgesteld. Bij een infectie voorafgaand aan COVID-19 is een meting van het gehalte aan anti-COVID-19-antistoffen in het bloed (serologie COVID-19) wenselijk. Afhankelijk van het resultaat wordt beslist over de vaccinatie.
- In de vaccinatiecentra van uw gewest (Vlaanderen, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Wallonië), afhankelijk van de kalender die de respectieve gewestelijke overheid opstelt.
- Federaal callcenter: 0800 14 689
- Callcenter Brussel-Hoofdstad: 02/214 19 19
- Callcenter Vlaanderen: 1700
- Callcenter Wallonië: 0800/16061
- https://www.laatjevaccineren.be/
- https://www.wallonie.be/fr/actualites/covid-19-strategie-de-vaccination
- https://coronavirus.brussels/centres-de-vaccination-covid-planning/
- In het Jules Bordet Instituut: enkel als patiënt van het Instituut en als uw behandeling tegen kanker gaat starten of al gestart is. Uw referentiearts (oncoloog, hematoloog, chirurg, radiotherapeut, enz.) zal met u nagaan of u in aanmerking komt voor de vaccinatie volgens de procedure van onze instelling, en zal de vaccinatie voorschrijven op een optimale datum in verhouding tot uw behandelingen.
Tot vandaag kregen binnen de Europese Gemeenschap vier vaccins een goedkeuring: Comirnaty® Pfizer-BionTech, Moderna COVID-19 Vaccine®, COVID-19 Vaccine AstraZeneca® en Janssen Covid19 Vaccine®.
In België zijn drie vaccins beschikbaar: Comirnaty® Pfizer-BionTech, Moderna COVID-19 Vaccine® en COVID-19 Vaccine AstraZeneca®, maar momenteel kunt u zelf niet kiezen. De vaccins Comirnaty® en Moderna COVID-19 Vaccine® zijn vaccins met Messenger-ARN (mRNA). Het vaccin van AstraZeneca® gebruikt een niet-replicerende virale vector.
- Vaccin AstraZeneca
Copyright : Infographie ©LeParisien
- Vaccin Pfizer/BioNTech et Vaccin Moderna
Copyright : Infographie ©LeParisien
De neveneffecten zijn vergelijkbaar met wat bij heel wat andere vaccins is vastgesteld:
- Op de injectieplek:
- Minieme (51 %), gematigde (31 %) of echte pijn (1 %)
- Minieme (3,1 %), gematigde (1,2 %) of opvallende roodheid (0,3 %)
- Minieme (3,8 %), gematigde (1,7 %), opvallende zwelling (0,2 %)
- Algemene symptomen:
- T°>38° (1e inspuiting: 1,4 %), (2e inspuiting: 10,9 %
- Vermoeidheid, hoofdpijn, rillingen, ernstige spierpijnen: 0,1 %
Deze neveneffecten zijn geen signalen van een infectie maar komen overeen met een normale allergische reactie op een doeltreffend vaccin, d.w.z. de ontwikkeling van uw immuniteit.
Tot vandaag werden wereldwijd maandenlang al miljoenen mensen ingeënt, en er werden geen zeldzame neveneffecten gerapporteerd, behalve allergische reacties bij mensen met allergie-antecedenten (1/100.000 personen). Dat is een neveneffect dat bij elk vaccin kan optreden.